Vogeltrek
In de herfst vindt de grote vogeltrek plaats. Vogels die alleen de zomer doorbrengen in Nederland trekken dan massaal naar het zuiden en maken plaats voor de vogels die juist wél graag hier verblijven.
Vogels staan elk jaar voor de keuze: should I stay or shoud I go? Een flinke groep houdt het bij het eerste. Maar of je blijft of vertrekt, er moet flink gegeten worden. Het grootbrengen van de jongen heeft veel gevraagd van de conditie. De blijvertjes bouwen in de oogsttijd een vetreserve op om de karige wintermaanden door te komen. Bessen, zaden en noten vormen hiervoor een prima basis. Zolang de voorraad strekt natuurlijk.
Weg van hier
De vertrekkers – meest insecteneters, want insecten zijn er ’s winters nauwelijks – tanken energie voor een lange reis. Zij zoeken hun heil in het zuiden. Grutto's maken elk jaar een 1.200 kilometerlange trektocht naar West-Afrika of iets dichterbij richting Zuidwest-Europa. Ze overwinteren daar en keren meestal eind februari in ons land terug. Zo zijn er talloze trekvogels die hun koude, voedselarme omgeving halfjaarlijks verruilen voor een warmer en voedselrijker gebied. Van piepkleine goudhaantjes tot imposante kraanvogels.
Wintergasten
Nederland is op zijn beurt weer gastland voor miljoenen wintergasten die in het hoge noorden broeden. Ganzen bijvoorbeeld. Ze komen in steeds grotere aantallen en blijven steeds langer. De dieren profiteren van de moderne landbouw, dat veel eiwitrijk gras produceert. Maar niet iedere vogel is zo gebekt. Neem de kleine zwaan, prachtig maar kwetsbaar. Wereldwijd leven er nog hooguit 15.000, waarvan zo’n 10.000 kleine zwanen in Nederland overwinteren. Onder meer in onze gebieden De Rijskampen (Noord-Brabant), het Zwarte Meer (Overijssel) en de Veluwemeerkust (Gelderland). Daar eten ze veel energierijke wortelknolletjes van waterplanten en oogstresten op akkers. Als dat op is, schrapen ze hun kostje bij elkaar in vochtig boerenland. Vanaf februari vliegen ze in etappes weer terug naar de broedgebieden op de Russische toendra’s, waar ze in mei arriveren.
Twijfelaars
En dan zijn er nog de twijfelaars. Soorten die soms wel, soms niet vertrekken. De ooievaar bijvoorbeeld. Vroeger een trekvogel bij uitstek, maar vanwege de zachte winters vliegen ze nu zomaar over de kerstmarkt. Zeker een derde van de populatie blijft tegenwoordig hier, zolang het niet vriest en er uit de bodem of elders nog genoeg voedsel te halen valt. Zo zijn er meer soorten die ’s winters blijven hangen: tjiftjaf, zwartkop, grote stern, bontbekplevier, lepelaar en kleine zilverreiger. Incidenteel kun je op een winterwandeling zelfs een regenwulp of gele kwikstaart tegenkomen.
Piektijd
De piek van de vogeltrek valt in oktober. Vinken, spreeuwen, graspiepers, koperwieken, kolganzen, kievieten, kokmeeuwen, boerenzwaluwen, aalscholvers, veldleeuweriken, zanglijsters en nog veel meer. Met miljoenen gaan ze op de vleugels. Maar er zijn vogels die al veel eerder vertrekken. Zo gaan bijvoorbeeld gierzwaluwen, grutto's koekoeken en wulpen al in de zomer op pad, direct na het broedseizoen.
Goede plekken om de vogeltrek te zien
Wil je het indrukwekkende natuurfenomeen met eigen ogen zien? Dan kun je het beste naar open plekken gaan, vooral aan de kust. Op deze locaties maak je een grote kans:
- Texel
- Schiermonnikoog
- Veluwemeerkust
- Vreugderijkerwaard
- Tiengemeten
- Marker Wadden
- Oosterschelde
- Biezelingse Ham