Ga direct naar inhoud
Nieuws

Heide: waarom doen we zoveel moeite voor dit kleine plantje?

21 augustus 2019 | ir. Sepp de Boer

We doen er alles aan om heide te behouden in Nederland. Maar waarom eigenlijk? Heel simpel. Als we niks doen, neemt de biodiversiteit, de hoeveelheid plant- en diersoorten, nog meer af. Daarom zetten we onder meer Drentse heideschapen in om de heide te begrazen.

Heide met schaapherder

Heide. Dit paars bloeiende plantje komt historisch gezien veel voor in Nederland. Op voedselarme plekken met een zandige bodem of op veengrond voelt heide zich thuis. En dit soort grond was er heel veel in Nederland. Rond 1900 was twintig procent van ons land nog woeste grond met heel veel hei. Omdat heide hier al honderden jaren voorkomt, zijn veel specialistische dieren er afhankelijk van. Denk aan het heideblauwtje (vlinder) en de adder, maar ook andere soorten insecten, vogels en reptielen zoals de zandhagedis. Heide huisvest dus bijzondere biodiversiteit die op weinig andere plekken in Europa te vinden is. Als we niks doen, dan groeit de heide dicht. Andere planten groeien, door de toename van meststoffen, sneller en hoger, waardoor heide geen kans meer krijgt. Gelukkig is daar een oplossing voor. Heide laten begrazen door… heideschapen. Deze dieren knagen maar wat graag op alle kiemende planten die een plaatsje willen veroveren. Onze schaapherder Johan Coelingh, al ruim 35 jaar werkzaam bij Natuurmonumenten, weet er alles van.   

Schaapherder Johan met een deel van de schapen

Schaapherder Johan met een deel van de schapen

Schaapherder

“Drentse heideschapen zijn toegerust om enorm veel voer van slechte kwaliteit weg te werken”, vertelt Johan Coelingh, schaapherder op het Dwingelderveld. “Voedselarme grassen, vliegdennetjes of dorre heide, het maakt ze weinig uit. En ze gaan relatief lang mee.” Goede moedereigenschappen, een puik gebit en onvermoeibaar beenwerk zijn voor Johan dan ook de belangrijkste kwaliteiten van een heideschaap. De dieren moeten hun werk doen. “Zo’n kudde hoeden is net een boerenbedrijf, alles moet blijven draaien. Het is net een levende maaimachine die je moet besturen. De herder is als het ware de bestuurder en de hond functioneert als stuur.” John begon als schaapherder in 1987. Hij was met zijn zestien jaren de jongste herder van Nederland. In het begin had hij negentig schapen. Dat aantal is in de loop der jaren gegroeid tot vijfhonderd.

Maar wat is er erg aan als heide verdwijnt?

Zoveel schapen, schaapherders en talloze vrijwilligers die bomen kappen of struikjes weghalen… Kunnen we onze tijd niet beter besteden en de natuur zijn gang laten gaan? Nee. De natuur in Nederland is geen wilde natuur. Als we niks doen, neemt de biodiversiteit, de hoeveelheid plant- en diersoorten, nog meer af. We krijgen meer van hetzelfde, met de snelst groeiende planten eerst. Minder dier- en plantensoorten is een groter risico. Minder biodiversiteit geeft meer risico’s op plagen, ziektes en overlast voor mensen zoals bijvoorbeeld de eikenprocessierups. Meer variatie is beter,  tenminste, als de plant- of diersoort van oorsprong in Nederland voorkomt. Dan heeft zo’n plant- of diersoort een plek in onze natuur en de voedselpiramide. Deze planten en dieren zijn afhankelijk van elkaar en daardoor blijft de natuur in balans. Verdwijnen er soorten, zoals de heide dan verdwijnen ook de dieren en planten die daar wonen. In Nederland hebben we van oudsher veel hei, daarom zijn deze natuurgebieden (Europees) beschermd. Van onze biodiversiteit is nog ongeveer 18% over van wat er ooit was. Op dat laatste beetje heide moeten we dus zuinig zijn. Dáárom doen we al die moeite.    

Heide dit jaar, gaat dat zien!

Dit jaar is de heide bijna overal prachtig paars. Dit duurt meestal ongeveer tot half september. Veel mensen zijn enorm blij en opgelucht dat de heide dit jaar zo mooi bloeit. Vorig jaar was er bijna geen paars te zien door de droogte. Wil jij de bloeiende heide zien? Download dan één van onze wandel- en fietsroutes. De boswachters hebben de mooiste routes met bloeiende heide voor je op een rij gezet.

ir. Sepp de Boer