Specht
Tak tak tak! Van verre hoor je ze al tekeer gaan, de spechten in het bos. Waarom doen ze dat? En welke soorten kun je zien? Lees alles over onze spechten: de kenmerken, leefwijze, verspreiding en bescherming.
Een beetje specht is de hele dag door is aan het tikken, hameren en drummen. Er is altijd wel een reden. Een roffeltje hier om een territorium af te bakenen, een tikkie daar om te laten weten dat je wilt paren, een harde hamerslag voor de aanmaak van een nestholte of gewoon lekker trommelen om voedsel te zoeken. Rupsen, kevers en andere hapklare insecten tussen de schors gaan op de loop als hun ondergrond begint te trillen.
Puntgaaf gereedschap
Al dat gehamer vereist natuurlijk puntgaaf gereedschap. Dat beschikt de specht in ruime mate over. Zijn hele lijf is erop afgestemd.
Sterke snavel
Het voornaamste werktuig van de specht. De snavel is recht, heeft een stevige hoornlaag en een zeer harde, beitelvormige punt. Ideaal voor het betere timmerwerk, maar ook om harde sparrenkegels mee te kraken.
Dikke schedel
Om alle klappen op te vangen beschikt de specht over een extra dikke schedel. De wand tussen de ogen is benig en het voorhoofdsbeen is verstrekt met extra beenspalkjes. Ook zitten enkele schedelspieren vast aan de snavel om het slagwerk op te vangen. Een solide constructie die koppijn voorkomt.
Dikke nekspieren
Die geven de specht kracht om hameren en te hakken en zijn tevens schokdempers. Ook het sponsachtige bindweefsel tussen snavel en schedel vangt klappen op.
Scherpe klauwen
Fungeren als ankers, met twee tenen voor en twee achter.
Stijve staart
Die geeft de specht extra steun bij het hameren.
Tong
Lang en kleverig, waardoor insecten eraan blijven kleven.
Soorten
In Nederland leven zes soorten spechten. We stellen ze hieronder even voor.
Grote bonte specht
De meest voorkomende specht in Nederland. Je kunt ze zien in bossen en parken, maar ook in lanen en tuinen met bomen. De vogel is grotendeels zwart-wit, met uitzondering van een kenmerkende rode onderstaart, een rode vlek in de nek van mannetjes en een rood petje bij de jonkies. Kenmerkend is de golvende vlucht van boom naar boom, de drummende roffel en korte, schelle roep (tsjik!). In het voorjaar hakken ze een nestholte uit, liefst in zacht hout zoals dat van een berk.
Ze eten hoofdzakelijk insecten en zaden. Vooral dennenappels zijn populair. Hij hakt een gat in een boom, klemt er een dennenappel in en hakt de zaden tussen de schubben weg. Zo'n berg schubben op de grond heet een spechtensmidse.
Middelste bonte specht
Een keurmerk van een mooi, oud bos, want dat is het leefgebied van deze kieskeurige specht. Door goed bosbeheer neemt hun aantal langzaam toe. Zo zitten ze tegenwoordig in vrijwel alle oudere en grote boskernen van Limburg voor en heeft hij z’n leefgebied uitgebreid naar Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel. Een succesverhaal waar een vogelaar vijftien jaar geleden nog niet van durfde te dromen. Toch moet je nog wel geluk hebben om deze specht te ontdekken. Het is een moeilijk te spotten soort die maar zelden geluid maakt. De middelste bonte specht is iets kleiner dan de grote bonte en onderschedit zich door een rode kruin en meer wit in zijn gezicht.
Kleine bonte specht
Een mooi spechtje, nauwelijks groter dan een huismus en vrijwel geheel zwart-wit. Alleen de mannetjes dragen een klein rood petje. Het is een echte insecteneter die daarvoor voortdurend boomstammen afspeurt. Hakt in dood of rottend hout een nestholte uit, vaak in de takken van een boom. Roffelt wat langer dan zijn grotere familieleden, maar wel zachter.
Zwarte specht
Een imposante verschijning, deze grootste specht van Europa. Hij lijkt wel een beetje op een zwarte kraai, maar oogt wat slanker en het mannetje heeft een vuurrode kuif. Het vrouwtje heeft alleen een rode vlek op het achterhoofd. Het is een echte bosbewoner die je niet vaak ziet, schuw en geheimzinnig als ze zijn. Echt luidruchtig zijn ze ook niet, al hebben ze een typische spechtenlach en een prachtige, ietwat trage roffel.
Een andere reden waarom je ze zelden ziet is hun beperkte aantal. Ze houden van oude, hoge bossen op zandgronden, met een voorkeur voor beukenbossen. Het oppervlak daarvan was lange tijd beperkt. Het eerste geregistreerde broedgeval dateert was pas in 1915. Sindsdien is de zwarte specht aan een opmars bezig, al neemt het aantal broedparen (circa 1000 tot 1600) de laatste jaren weer iets af.
Zwarte spechten hakken in de regel ieder jaar een nieuwe nestholte uit met een nestgang van wel een halve meter diep, ook in een beuk van hard hout. Van dat nijvere gehak profiteren later weer andere bosbewoners die een hol zoeken, zoals boommarters en bosuilen.
Groene specht
Fraaie getekende specht met grijsgroene rug en vleugels, gele onderrug en rode kruin (mannetje en vrouwtje). En een kleverige tong die liefst tien centimeter kan uitsteken, zelfs voor een specht een heel eind. Daarmee haalt de groene specht zijn dagelijkse kost op: een flinke portie mieren. Voorheen waren dat vooral rode bosmieren, maar hij heeft zijn menu weten uit te breiden met zwarte miersoorten.
De groene specht verblijft het liefst in lichte, gemengde loofbossen met open grasrijke plekken waar veel mieren leven, maar waagt zich steeds vaker ook in naaldbossen, stadsparken, groenstroken, lanen en grote tuinen. Kenmerkend is zijn schelle, lange, haast hinnikende lach.
Draaihals
In alle opzichten een buitenbeentje onder de spechten. Hij klimt niet op boomstammen zoals andere spechten, maar leeft voornamelijk op de grond of hoog in de bomen. Hij hakt geen eigen nest, maar maakt gebruik van andermans nestholtes of nestkasten. Soms jaagt hij zangvogels gewoon van hun nestplek. En het is de enige trekvogel onder onze spechten; s' winters vertoeft hij in Afrika.
Daarnaast oogt de draaihals ook niet als een echte specht. Hij draagt een grijsbruin camouflagepak en heeft in vergelijking met zijn familieleden maar een bescheiden snaveldolk. Toch is het onder spechtenliefhebbers een graag geziene gast. Het is in ons land een zeldzaamheid. Wie een draaihals heeft gezien, telt mee onder de vogelaars.
Spechten bij Natuurmonumenten
Gelukkig gaat het met de meeste spechtensoorten goed in Nederland en ook in onze gebieden. Dat komt vooral door het ouder en gevarieerder worden van onze bossen. Zo is de zwarte specht het symbool van het Nationaal Park Drents-Friese Wold, waar de bossen steeds afwisselender worden. De vogel is ook vaste bewoner op de Veluwe, in de Kaapse Bossen, het Bergherbos en het Buurserzand.
En de middelste bonte specht rukt vanuit het zuiden op naar het midden en oosten. Zo werd in 2014 zijn aanwezigheid vastgesteld in bosgebied de Stippelberg, waarmee het aantal spechtensoorten in dit gebied op vijf kwam (de grote, middelste en kleine bonte specht, de zwarte specht en groene specht).